woensdag 16 maart 2011

Machu Picchu moet je herontdekken

Als je met de trein naar Machu Picchu gaat, dan ben je er wel het snelst. Maar je mist de sfeer van het avontuur dat Hiram Bingham honderd jaar geleden beleefde toen zijn expeditie, gewapend met kapmessen, zich al klimmend en klauterend een weg de berg op baande en er deze majesteuze Inca-stad herontdekte.

Voor Machu Picchu, de Oude Berg van de Inca´s, kun je dus beter wat meer tijd uittrekken door er eerst als een pelgrim rustig in een paar dagen naar toe te wandelen.  Te meer omdat je eenmaal binnen samen met honderden andere toeristen en door de manier waarop het wereldwonder tegenwoordig geëxploiteerd wordt, nog wel eens wil vergeten dat je je op één van de meest bijzondere plekken ter wereld bevindt.


Gelukkig zijn er meerdere wegen die, meer in de stijl van Bingham, naar Machu Picchu leiden. Zo kun je vanuit Cuzco een bus nemen die je afzet in Santa Maria, een dorpje ten noorden van de ruïne. En eenmaal daar gearriveerd, hangt het er maar net vanaf hoeveel dagen je wil uittrekken voor je tocht. Hiervandaan vertrekt een prachtige bergachtige wandeling (ongeveer 20 km) die slingerend langs diepe kloven door het dal van de woeste rivier Urubamba en de plantages van koffieboeren uiteindelijk eindigt in het dorpje Santa Teresa. Weer een etappe dichterbij het grote doel.

Langs een erehaag van bananenplanten leidt
het pad het dorpje Santa Teresa uit
Dorpsbewoners die langs de weg bananen of chicha (maïsbier) verkopen, helpen je graag verder langs koffie- en bananenplanten de brug over, het dorpje uit. Waar Bingham zich dwars door de natuur liet gidsen, liggen nu onverharde autowegen, maar de panorama´s van groene bergtoppen of diep het rivierdal in, zijn er niet minder om. Eenmaal de voetgangersbrug over –nog niet zo lang geleden was hier niet meer dan een oroya, een kabelbaan met daaraan een metalen bakje waar de passant zich, hoog boven de kolkende Urubamba bungelend, al dan niet geholpen door andere wandelaars, met touwen naar de overkant moest takelen –begint het pad waarvandaan je voor het eerst kan proberen een glimp op te vangen van Machu Picchu.

Op de plek waar nu een voetgangersbrug ligt, hing
eerder een oroya: een metalen bakje aan een kabel hoog
boven de kolkende rivier Urubamba
De rivier Urubamba geeft hier zijn ware karakter bloot. Dat van een boze krachtige rivier die liever niet met zich laat sollen. Desondanks werd er een eindje verderop een hydroëlectrische installatie gebouwd die de toerist, aan de andere kant van de berg, in zijn hotelkamertje te Machu Picchu Pueblo van licht en warm water voorziet. Even verder spuit het water dat gebruikt wordt voor stroomwinning met veel geweld uit de berg en nu nog veel kwader buldert het terug de rivier in.

Op de dag dat Hiram Bingham samen met zijn gids wat ruïnes hogerop de berg zou gaan bekijken en uiteindelijk geheel onverwachts tegen Machu Picchu aanliep, verkoos de bioloog die hem vergezelde tijdens de expeditie te gaan zoeken naar nieuwe soorten vlinders langs de rivier (de arts ging zijn kleren wassen, hoe leg je dat je kleinkinderen uit...). Vooral tijdens het laatste stuk wandeling van Hydroeléctrica naar Macchu Picchu Pueblo (9km) wordt snel duidelijk waarom. Het pad loopt vlak langs de rivier en naast vele soorten exotische planten en bloemen, die goed gedijen in het subtropische klimaat, wemelt het er van de kevers, vlinders en slakken.

Het pad volgt hier de spoorlijn die bijna de hele cirkel rond om Machu Picchu heendraait. Vanaf het eerste stuk spoor dat vanaf Hydroeléctrica als een Z de berg op zigzagt kun je hoog op de berg in de verte Wayna Picchu, de Jonge Berg en hoogste punt van de ruïne, voor het eerst duidelijk zien liggen. Tegen de hoge, zwartgrijze rotswand die nu recht voor het spoor oprijst, construeerden de Inca´s op grote hoogte een brug die je met een goede verrekijker van beneden kunt spotten. Vanaf dit punt in de wandeling levert zo´n beetje iedere blik omhoog meer ontzag op voor het niveau, torenhoog, waarop de Inca´s hun bouwwerken wisten te realiseren.


Ergens langs dit traject werd Bingham vermoedelijk, op een regenachtige, kille dag, door de Peruaanse boer Melchor Arteaga, voor het loon van een sol (ongeveer 25 eurocent), de berg opgeleid. Een loodzware, steile klim, nog bemoeilijkt door de gladde modderige ondergrond. "Plotseling stond ik voor de muren van huizen die half waren ingestort, gemaakt van gave, door Inca´s bewerkte steen. Het was moeilijk te zien omdat de bouwwerken tussen bomen verstopt en met mos bedekt waren, begroeiing van eeuwen. Maar in de dichte duisternis verborgen tussen dikke lagen met elkaar verwikkeld bamboe en liaan, verschenen hier en daar muren van blokken graniet, nauwkeurig gesneden en op buitengewone wijze gestapeld." (Hiram Bingham, 24 juli - 1911; bron: The Lost City of the Incas)