dinsdag 17 mei 2011

'Van de jungle moeten ze afblijven'

Wie aan de jungle komt, krijgt met Kapax te maken en dat is in Colombia niet zo maar de eerste de beste. Het is lands eigen Tarzan die – sinds hij in 1976 met een legendarische zwemtocht zijn heldenstatus verdiende – strijdt voor behoud van alles dat ademt in de Amazone. Het leverde hem zelfs een eigen stripboek op.

Je kunt het een Colombiaan maar lastig uitleggen, dat je als Nederlander echt nog nooit van hem gehoord hebt. "Het is onze eigen superheld", zeggen ze, of "Kapax is halfgod". En als je vertelt dat je hem in levende lijve hebt ontmoet, beginnen ze te glunderen. "Echt waar? En hoe is hij?" Alberto Lesmes Rojas, of wel Kapax (de Creoolse Tarzan) hoort volgens de Colombianen thuis in het rijtje: Valderrama (de blonde Gullit), Gabriel Garcia Marquez, Pablo Escobar en Shakira, of wel het rijtje van de grote Colombiaanse sterren of cultfiguren die het land op de kaart hebben gezet.


Met een 1600 kilometer lange zwemtocht over de rivier de Magdalena werd Kapax in één klap beroemd in zo´n beetje heel Zuid Amerika. 39 dagen lang zwom hij meestal zo´n drie a vier uur onafgebroken per dag, van Neiva naar Baranquilla, om zo aandacht te vragen voor behoud van flora en fauna van het rivierlandschap. En dat lukte aardig. Toen hij in Baranquilla zijn laatste slagen maakte, werd hij opgewacht door 30.000 toeschouwers, een dozijn radiozenders en nationale tv en sindsdien behoort hij voor de huidige generaties tot de groten der geschiedenis.

Kapax op de kade in Leticia, Colombia.
In Leticia kun je niet om Kapax heen. Als een reus kijkt hij uit over de kade waar de bootjes uit Peru aanmeren. Een standbeeld, metershoog, van een supergespierde tarzan met een vier meter lange anaconda rond zijn nek, het is zijn huisdier waarmee hij zelfs een keer in het parlement verscheen om aandacht te vragen voor zijn zaak. De Colombiaanse tarzan in vlees en bloed ontmoeten is in Leticia een makkie. Kapax woont al dertig jaar in het Amazonestadje en werkt onder meer als boegbeeld van het luxueuze hotel Decameron waar hij op gezette tijden makkelijk te ontmoeten is.

De reusachtige tarzan van de kade blijkt een kleine, gespierde, op het eerste oog rustige man en natuurlijk heeft hij even tijd. Inmiddels is hij 65 jaar en zwemmen doet hij niet meer, vertelt hij. Maar zijn strijd voor behoud van flora en fauna gaat onverminderd voort. Zo is hij bezig met het plannen van een kanotocht over de gehele rivier Magdalena om onderweg op scholen de jeugd milieubewuster te maken.


Of de verhalen in de strips, waarin hij nog wel eens met een tijger of krokodil worstelt of af moet rekenen met bendes die de Amazone schaden, nu echt allemaal waargebeurd zijn?  "Ze zijn gebaseerd op wat ik meemaakte wanneer ik voet aan land zette tijdens mijn zwemtocht over de Magdalena", stelt Kapax. En was Tarzan een inspiratie voor je? "Hij hielp de dieren en beschermde de jungle. Dat doe ik ook in mijn strijd tegen de vervuiling en ontbossing van de moderne tijd."

Dan begint Kapax uit zichzelf te vertellen over zijn conflict met de in Colombia roemruchte wetenschapper Manuel Elkin Patarroyo die in de jaren ´80 een syntetisch vaccin tegen malaria probeerde te ontwikkelen. Dat hij dieren gebruikt voor zijn proeven, maakt hem zichtbaar woedend. "Hij moet van de jungle afblijven", zegt Kapax, terwijl zijn ogen vuurspuwen. Patarroyo krijgt nog met hem te maken. Met de guardian de la selva, de beschermer van de jungle, en in Colombia de enige echte Tarzan.




Duizend kilometer in een hangmat

Het regent dikke mestkevers en reusachtig nachtvlinders. Dat komt omdat de boot, de Henry II, dicht langs de oever vaart. Het is één van de zeven 'plagen' tijdens een dagenlange riviertocht die na duizend kilometer kabbelen en kronkelen eindigt op de rivier de Amazone.

Nog niet eerder heeft hij zich laten zien, maar daar is hij in eens. Met een furieuze blik en gouden tanden, de bovenste knopen van zijn overhemd geopend en alleen de papegaai en een haak ontbreken om de verschijning echt weerzinwekkend te maken. De kapitein, die dus midden in de nacht, om 1.00 AM het geld voor de bootreis komt innen. Is hij dronken? Kwaad lijkt hij zeker en hij wil meer geld dan dat we vantevoren met één van zijn matrozen hebben afgesproken.


We zijn zo´n tien uur geleden vertrokken vanuit Pucallpa een voor Peruaanse begrippen mondaine stad aan de rand van de Amazone. Na wat uurtjes op het bovendek, vol bewondering kijkend naar het rivierlandschap van de rio Ucayali waar de schuit langzaam aan voorbij trekt, is het tijd om de hangmat echt uit te proberen. Want wie mee wil reizen op de Henry II, met als eindbestemming Iquitos, knoopt zijn hangmat op het binnendek en heeft daarmee zijn ticket bevestigd.

En voor het eerst slapen in een hangmat, dat valt nog niet eens mee. Toegegeven, het is een Peruaanse hangmat, dus wat aan de kleine kant, met daarin dus een Hollandse knaap, wat aan de lange kant. En wat ik ook probeer: of ik krijg pijn in mijn rug, of kramp in mijn nek, of slapende billen, of mijn benen steken eruit zodat ik door iedere naar het toilet wandelende voorbijganger wordt aangetikt en weer meteen rechtop zit. En dan vind ik éindelijk de houding, val in slaap en verschijnt als een spook in de nacht die vervloekte kapitein.


Ting, ting, ting, ting, ting, ting….tiiiiing. Toch niet weer de kapitein? denk ik dromerig en kijk met slaperige ogen verstoord om me heen. Iedereen begint te rennen, wat gebeurt er? zinken we? zijn we er al? Voor de keuken vormt zich een lange rij met passagiers gewapend  met potjes en pannetjes. Een matroos roert in een enorme pan havermout en iedereen krijgt er een paar broodjes bij. Het is 5.30 dus tijd voor het ontbijt op de Henry II, waar later op de dag de scheepsbel nog twee keer luidt: voor lunch en avondeten. De dagen op de rivier zijn ziedend heet. In je hangmat zweet je weg, terwijl de verf van het katoen loslaat en aan je broek begint te plakken. Bij de raampjes kun je een zuchtje wind opvangen, maar het helpt weinig en het is hete lucht, zoals die van een oven. Alleen op het bovendek blaast een bries. Maar het zonlicht is fel en brandt op het gelaat. Als het vroeg in de avond wat afkoelt komt de boot tot leven. De mensen, sommige maken de reis iedere week, maken een praatje, kinderen spelen een spelletje en er klinkt hier en daar muziek.

De invasie van verkopers met exotisch fruit.
De tijd wordt wat gebroken door de meermaals daagse invasie van verkopers. Iedere keer als de Henry II ergens aanmeert om te laden en te lossen, vult het dek zich met een parade van verkopers. En hoe verder rivieropwaarts, hoe exotischer het fruit en de vis, er worden papegaaien verkocht en als we bijna in Iquitos aankomen, wordt ons zelfs een armadillo, een gordeldier uit de jungle, aangeboden. Het arme beest wordt op aanraden van de kok aan de kapitein verkocht…

´s Nachts wil het plotseling hevig stormen. De lampen op het binnendek zwaaien, hangmatten beginnen te schommelen en de regen waait met de wind naar binnen. Deze laatste plaag, die van het plotselinge noodweer, treft vooral de dorpen die we tijdens de tocht passeren. Het is de periode van hoog water wanneer de rivier ver buiten haar oevers treedt. Soms blijft het bij straten die in Venetiaanse stijl in kanalen veranderen, maar elders steken soms alleen de daken, de lat van doeltjes op het voetbalveld of de kruinen van bomen nog boven water. Het uitkijken is, ook voor de passagiers van de Henry II, naar de duif met het olijftwijgje en de regenboog aan het einde van dag verraadt dat het niet lang meer zal duren.


Harin en de eenvoud in overvloed

Tuinslang aan, heel snel natmaken, tuinslang uit, snel inzepen, tuinslang aan, snel afspoelen, tuinslang uit, handdoek. Zo begint de dag in Harin, met water koud van de rivier die van de berg het dorp doorstroomt en waar je de eenvoud in overvloed aantreft.

Koffie zetten gaat gelukkig al een stuk makkelijker. Vorige week begonnen we nog niets zonder brandhout en moesten we eerst het vuurtje van de kookplaats weer opstoken. Inmiddels hebben we een klein gasfornuis, een ongekende luxe in een dorp waar bijna iedereen nog bij leña, brandhout, zweert.


Het vuur blijft echter onmisbaar in het huis van klei en spinnen. In grote delen van Peru en ook hier in de Heilige Vallei van de Inca´s, bouwt men nog met adobe: een mix van klei en stro waar men rechthoekige bouwstenen van perst. Eenmaal goed gedroogd zijn de stenen bikkelhard en aardbeving bestendig. Een veilige en warme woonplaats, ook voor de spinnen die graag in de gaten en kieren van de muren hun holletjes kiezen. "Maar als je iedere week een goed vuur maakt", zo stelt Ruben, de eigenaar van het huisje dat we huren, "dan gaan ze vanzelf weg, ze houden niet van rook."

Tarantula
Verplicht één keer in de week fikkie steken dus, een goede raad die we maar beter kunnen opvolgen, zo blijkt al snel. Als ik een keer ´s nachts terugkom van de wc  – die buiten is: een klein open huisje van een vierkante meter met een gat in de grond – schijn ik met de zaklamp precies op een tarantula die net aan een nachtelijk wandeling wil beginnen.

Tegen een decor van besneeuwde bergtoppen en watervallen lijden de meeste bewoners van het dorp een eenvoudig bestaan. Hard werkend op de stukken land waar ze voor eigen gebruik of voor de verkoop voornamelijk maïs verbouwen. Sober gekleed, meestal meerdere lagen over elkaar heen, om de kou hoger bergop te kunnen weerstaan. Wonend in huizen waar geen ruimte lijkt te zijn voor wat gezelligheid of sfeer. Daarvoor is geen tijd. Thuis komen ze alleen om te slapen.


Tijd voor een drankje is er echter bijna altijd. Wie voor het eerst een wandelingetje over de kronkelige paadjes van Harin maakt, zal zich waarschijnlijk afvragen waarom uit sommige huizen een grote paal met een rode plastic zak steekt. Het betekent: hier kun je aankloppen voor een glas chicha, zelf gebrouwen maïsbier. Als pauze of aan het eind van een zware werkdag schuiven de buren graag aan voor een paar glazen, de laatste nieuwtjes en roddels uit het dorp en de huayno, traditionele muziek, die van een dvdtje uit de tv schalt.

Japan is dat waar de Chinezen wonen?
De boze buitenwereld dringt maar zelden door tot Harin. Verdwaald ziet hij er uit, de missionaris van DirectTV die zijn auto op het centrale pleintje van het dorp heeft geparkeerd, in de hoop er de zegen/vloek van kabeltv en Internet te verspreiden, terwijl de bewoners van Harin, zonder hem een blik waardig te gunnen, met hun koeien en schapen voorbij wandelen. Alleen het nieuws van de aardbeving in Japan reikt tot het dorp. De kinderen hebben het op school gehoord en vragen ons: "Japan, is dat waar de Chinezen wonen?"


De mensen hebben genoeg aan de gebeurtenissen in de buurt. Kort geleden werden er een stel Argentijnen gesnapt, die in het huis naast het kerkhof cocaïne maakten. Rond het huis dat van niemand is, woedt nu een strijd tussen de politie van Calca, die er een post wil vestigen, en het dorp dat het huis wil klaarmaken voor wel gewenste gasten.

Als de vermoeidheid na een dag hard werken al niet eerder toeslaat dan valt de nacht altijd vroeg in Harin waar de straatverlichting dan weer eens wel, dan weer eens niet werkt en lang niet iedereen over elektriciteit beschikt. Op het pleintje spelen nog wat kinderen met balonnen, je kunt er een knakworst of spies met een aardappel kopen en rond de winkeltjes of chicherias wordt nog een laatste glaasje weggedronken.

Cuzco en de nieuwe conquistadores

Het gaat misschien wat ver om te stellen dat wat de Spanjaarden in Cuzco overeind lieten tijdens de Conquista, heden ten dage wordt platgelopen door het toerisme. Misschien, want geef toe dat Koninginnedag wel het laatste is waar je op zit te wachten in de van oudsher hoofdstad van het Incarijk.

Dit moet wel een zeer heftige aanval van heimwee zijn, dacht ik bij het zien van de eerste oranje sjaaltjes en mutsen in Plateros, één van de straten in Cuzco die uitkomen op het Plaza de Armas, het grote plein van de stad. Oranje sjaaltjes en mutsen, op 30 april, onderweg naar discotheek Mythology waar ze vanavond ter ere van HM Beatrix er af en toe een Hollandse hit doorheen mixen.

Dat is heel ernstig, dacht ik bij mezelf. Dat Cuzco alles doet om het de toerist naar de zin te maken, dat was al wel duidelijk. Probeer maar eens een rustig rondje over het Plaza de Armas te maken. Dat klinkt ongeveer zo: "Restaurant, mister?" "Mama Africa, free drinks!" "Massage amigo?" "Machu Picchu?". En nu dus ook: "Ik heb een toettoettoeter op mn waterscooter", waar gaat dat heen?

Okee, even rustig ademhalen, ik had me al wel eens eerder enorm geërgerd, bijvoorbeeld aan het feit dat ik plotseling wandelend vanuit de wijk San Cristobal bij een ineens nieuw verschenen hek een boleto turistico (een toeristenpas) moest tonen om over de voorheen openbare weg langs de boven de stad gelegen ruïne Saqsayhuaman te wandelen. Dat taxichauffeurs of marktkooplui je als toerist vaak een hogere prijs aan proberen te smeren, ach ja, daar leer je mee omgaan. Maar het idee dat ik straks hier op de hoek net voor bij de twaalfhoekige steen in calle Hathun Rumiyoq bij Friet van Piet terecht kan voor een patatje oorlog. Daar kwamen ze weer, de zweetdruppels.

Misschien is het verstandig om even thuis bij te komen, dacht ik. Even alles weer rustig op een rijtje. Dit is Cuzco de hoofdstad van het Incarijk…zo probeerde ik weer terug te keren in het hier en nu, 30 april 2011, terwijl ik calle Choquechaka insloeg. En toen ging het fout en drong het tot mij door dat de stad echt opnieuw onder beleg is. El Cholandes, zo heette het restaurantje halverwege de straat. Met op de menukaart: bitterballen en, misschien nog wel véél erger, peen en uien!